[Taganrog (R) 1860 - Badenweiler (D) 1904]
Anton Pavlovic Tsjechov werd geboren in het zuiden van Rusland als zoon van een kleinhandelaar , die hem streng en vroom grootbracht. Toen het winkeltje failliet ging, vluchtte de vader naar Moskou; Anton ging in Moskou geneeskunde studeren en moest zijn familie onderhouden. Dit deed hij door kleine stukjes te schrijven voor humoristische tijdschriften. Tsjechov wijdde zich meer aan de literatuur dan aan zijn dokterspraktijk, maar zijn beroep zal hem wel geholpen hebben bij het stellen van nuchtere diagnoses in zijn literaire werk. Kort vóór 1890 ontstonden Tsjechovs eerste grote verhalen, waarvan 'De steppe' het belangrijkste is.
In 1890 besluit Tsjechov het gevangeneneiland Sachalin te bezoeken; hier legde hij omvangrijk statistisch materiaal over dwangarbeiders en bannelingen aan (10.000 kaarten). Dit resulteerde in de documentaire studie Ostrov Sachalin (De reis naar Sachalin, 1895 in boekvorm), een objectief historisch document, dat de Russische samenleving verbijsterde en dat tot geringe hervormingen heeft geleid. Deze reis naar Ruslands gevangenishel wakkerde Tjechovs belangstelling voor sociale problemen aan. Na zijn reis koopt hij ten zuiden van Moskou een landhuis waar hij samen met zijn familie gedurende de jaren '90 heeft gewoond. Hier kan hij het leven op het platteland observeren en sociale activiteit aan de dag leggen (gratis medische behandeling van de boeren, strijd tegen cholera, bouw van dorpsscholen). Hier schrijft Tsjechov veel van zijn rijpste verhalen. Het boerenleven beeldt hij nuchter uit in Muziki (De boeren, 1897), Novaja daca (De nieuwe villa) en V ovrage (In het ravijn). Hier schrijft hij zijn eerste drama Cajka (De meeuw), dat in 1896 wordt opgevoerd in Sint-Petersburg en een flop wordt, maar succes kent in het Moskouse Kunsttheater. Dit leidde tot vruchtbare samenwerking met dit theater, ook voor de stukken Djadja Vanja (Oom Wanja, 1900), Tri sestry (Drie zusters, 1901) en Visnëvyj sad (De kersentuin, 1904). In 1901 trouwde Tsjechov met een van de vertolksters van zijn stukken Olga Knipper .
Tsjechov deelde de illusies van de populisten niet, ook niet de visie van de liberalen op 'de kleine daden', en evenmin Tolstojs leer van de zelfvervolmaking. Hij koesterde sympathie voor de studentenbeweging, stond aan de zijde van Dreyfus en diens verdediger Zola, en sloot vriendschap met Gorkij en Lev Tolstoj; Tolstoj leerde hij kennen in de Krim, waar Tsjechov in verband met zijn slechte gezondheid (tbc) een landhuis (in Jalta) had gebouwd. In 1902 protesteerde Tsjechov samen met Korolenko tegen de uitsluiting van Gorkij uit de Academie.
De revolutie van 1905 heeft Tsjechov niet meer meegemaakt. Hij stierf in Badenweiler, een kuuroord in het Zwarte Woud, en hij werd begraven in Moskou.
Tsjechov schreef meer dan 400 korte verhalen, zo'n 70 grotere, een dozijn eenakters en drama's en een 8 delen tellende correspondentie.