Kaaitheater roept met Koltès meer vragen op dan het beantwoordt
MARIAN BUIJS − 01/02/96, 00:00
In de eenzaamheid van de katoenvelden van Bernard-Marie Koltès door het Kaaitheater. Regie: Peter van Kraaij.
Twee mensen ontmoeten elkaar op een ongure plek, ver van de bewoonde wereld. De een noemt zich een dealer en dringt de ander de rol op van klant, maar wat heeft hij te verkopen? Sex, drugs? Hij probeert de potentiële klant een verlangen aan te praten, en als die zich verzet, gooit hij het over een andere boeg en doet zich voor als een vriend. Tevergeefs, het antwoord is steeds koel afwijzend.
In de eenzaamheid van de katoenvelden, een toneeltekst van de in 1989 aan aids gestorven Franse schrijver Bernard-Marie Koltès, roept meer vragen op dan beantwoord worden in de anderhalf uur durende voorstelling. Het is een raadselachtige tekst die regisseurs kennelijk zozeer intrigeert dat ze het niet kunnen laten het stuk telkens opnieuw te ensceneren.
Ditmaal doet de Vlaming Peter van Kraaij dat bij het Brusselse Kaaitheater met twee kanjers van acteurs. Wim van der Grijn en de actrice Frieda Pittoors. Hij is precies zo griezelig vriendelijk als de rol vraagt. Zij bespeelt alle registers die liggen tussen doodsangst, bluf, onschuld en ongrijpbaarheid.
Hun gesprek begint in het donker. In een kil, grijzig licht onderscheiden we de gestalte van een vrouw en een man. Zij probeert zo ver mogelijk van hem vandaan te blijven, de schouders als een schild opgetrokken, het gezicht afgewend. Maar uiteindelijk buigt ze. Letterlijk, ondanks zichzelf kruipt ze naar hem toe.
Hun spel van aantrekken en afstoten brengt van Kraaij met de grootste zorgvuldigheid in beeld. Als twee dieren in slow motion draaien ze om elkaar heen. In het verlengde van de tekst is de omgeving bijna abstract: een kale toneelvloer, desolate geluiden en een groot, felverlicht billboard versterken de troosteloze atmosfeer.
Intussen steken de man en de vrouw om beurten hun monologen af, waarin de ene metafoor over de andere duikelt, zonder een adempauze om je als luisteraar te realiseren wat er eigenlijk wordt gezegd. Als je na afloop de tekst leest, blijkt die opnieuw fascinerend, maar of de literaire, gecondenseerde taal zo geschikt is voor het theater, weet ik niet. Ik hoor flarden, maar mis het betoog.
Telkens valt het woord 'verlangen' en geen van deze twee geharnaste mensen lijkt daaraan te willen toegeven. Ze wenden zich van elkaar af, doodsbang, maar worden toch naar elkaar toegetrokken, ondanks alles op zoek naar liefde, naar menselijk contact. En, met aids in het achterhoofd, is dat onverbrekelijk verbonden met de dood.
Elk verlangen is, net als alles van waarde, inmiddels handelswaar; elk individu is een consument geworden. Dat wil Koltès ons tonen: de wereld als onherbergzame plek waar twee mensen niet anders kunnen dan loven en bieden. Of dat mannen zijn, vrouwen of - zoals nu - een man en een vrouw, maakt in wezen niet uit, het beeld is weinig opwekkend.
De acteurs doen hun uiterste best de gecompliceerde tekst transparantie te geven. Van der Grijn paart een geruststellende toon mooi aan een geheimzinnige dreiging en Pittoors waagt zelfs een poging de loodzware ernst te doorbreken. Haar ironische glimlach stijgt boven elk doemdenken uit. Zelfs als de man zijn hand om haar hals legt, lijkt haar gezicht even op dat van een clowntje.
Marian Buijs