maandag 6 oktober 2014

over eindspel van samuel beckett

In 2004 maakte ’t Barre Land Eindspel van Samuel Beckett. Deze voorstelling ging op tournee langs theaters en speelde op het Oerol Festival in Terschelling, buiten in een duinpan. Hieronder vind je meer over het leven van Beckett en zijn ontwikkelingen als schrijver. Becketts persoonlijkheid en zijn houding ten opzichte van het schrijven inspireerde ’t Barre Land bij het bestuderen van zijn werk en het maken van Eindspel.
Van Ierland naar Frankrijk
Op een Goede Vrijdag, 13 april 1906, wordt Samuel Barclay Beckett geboren in Foxrock, vlak bij Dublin, Ierland. Hij groeit op in een welgesteld protestants gezin. Vader Beckett maakt lange wandelingen met zijn twee zonen door het heuvelachtige landschap naar de zee. Van zijn moeder erft Beckett een grote liefde voor muziek. In 1923 gaat hij studeren aan het beroemde Trinity College in Dublin. Hij is een slimme, sportieve student, studeert moderne talen Frans en Italiaans en is gek op rugby, crickett, pianospelen, schaken en motorrijden. Als hij twintig is maakt hij een fietstocht in Frankrijk langs de kastelen aan de rivier de Loire. Na zijn studie doceert hij Frans in Belfast maar wordt daar niet gelukkig van.
In 1928 vertrekt hij naar Parijs om daar Engelse les te geven aan de École Normale Supérieure. Hij leert daar de schrijver James Joyce kennen die een verpletterende indruk op hem maakt. Ze worden goede vrienden en Beckett schrijft een essay over de methode van Joyce bij het schrijven van de complexe roman Finnegan’s Wake. In 1930 wordt Becketts eerste gedicht gepubliceerd, Whoroscope. Terug in Dublin raakt hij ontstemd door het benauwde literaire klimaat waar hij zich niet in thuis voelt. Hij gaat in therapie om erachter te komen dat hij zich superieur voelt en geïsoleerd. Het moment dat hij inziet hoeveel hij niet weet en nooit zal kunnen weten is cruciaal. ‘Pas toen begon ik op te schrijven wat ik voelde,’ zegt hij hierover, zich bewust van zijn eigen dwaasheid.
Beckett zwerft een poos door Europa, verdiept zich in de moderne schilderkunst en besluit zich definitief in Frankrijk te vestigen en schrijver te worden. In 1934 wordt zijn eerste verhalenbundel uitgegeven More Pricks than Kicks. Zijn novelle Murphy wordt door veertig uitgevers afgewezen voor hij in 1938 verschijnt. Het wordt niet echt een succes.
Op een nacht als hij naar huis loopt wordt Beckett neergestoken door een pooier met een mes. De verwonding is hem bijna fataal en deze gebeurtenis maakt een diepe indruk.
Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt neemt Beckett actief deel aan het verzet tegen de Duitse bezetter in een spionage-netwerk, samen met zijn vriendin Suzanne Deschevaux-Dumesnil. Als de groep wordt verraden zien Beckett en Suzanne zich gedwongen naar Zuid Frankrijk te vluchten. Ze wonen daar een aantal jaar en verdienen de kost als boer. Na de oorlog treedt hij een poosje in dienst bij het Rode Kruis in Normandië waardoor hij direct met de slachtoffers van de oorlog geconfronteerd wordt.
Beckett als schrijver
Na de oorlog vertaalt Beckett boeken en artikelen over moderne kunst. In deze periode begint hij zijn eigen schrijfstijl te ontwikkelen. Hij schrijft voornamelijk in het Frans. Het schrijven in een andere taal dan zijn moedertaal stelt hem in staat simpeler en directer te schrijven, bewust kiest hij voor een.beperking van zijn woordenschat. Waar zijn vriend en grote inspirator James Joyce steeds verder zoekt in het willen weten, het verrijken, als een manier om de wereld creatief te begrijpen en er controle over te krijgen zoekt Beckett zijn weg verder in het niet weten, het reduceren, het verarmen tot het minimale, op zoek naar de essentie.
Het inzicht dat hij gebruik moet maken van zijn binnenwereld, in plaats van zich te richten op de buitenwereld, helpt hem zijn verbeelding de vrije loop te laten. De grote uitdaging voor de kunstenaar is het menselijk ‘zijn’ uitdrukken, volgens Beckett. ‘Zijn’ is vormeloos, chaotisch en raadselachtig; het bestaan is een verzameling zinloze bewegingen. Ook bij de grote filosofen zegt Beckett geen spoor van een systeem te ontdekken dat de mens troost kan bieden.
Beckett schrijft abstracter dan men tot die tijd voor mogelijk heeft gehouden. Zijn werk is bijzonder gestileerd en compromisloos in zijn reductie van het spreek- en toonbare. De onmogelijkheid van de taal om iets van de werkelijkheid en menselijke ervaring weer te geven staat centraal. In de loop der jaren gaat hij steeds radicaler te werk en zijn stukken worden steeds korter. Zijn eerste toneelschrijfpoging Human Wishes bestaat nog uit vier bedrijven. Het daaropvolgende, zelden opgevoerde Eleutheria bestaat uit drie bedrijven en het stuk Wachten op Godot, zijn doorbraak als toneelschrijver, heeft er nog maar twee. Beckett zei daarover simpelweg:’One act would have been too little and three would have been too much.’
In een eerste versie heeft Eindspel twee bedrijven maar uiteindelijk maakt Beckett er een eenakter van, een stuk bestaande uit een enkel bedrijf. De rusteloosheid die het stuk kenmerkt verdraagt geen onderbreking. Zijn latere werk bestaat alleen nog maar uit eenakters, met uitzondering van het stuk Happy Days waarin een pauze technisch noodzakelijk is om Winnie, het vrouwelijke personage dat tot aan haar middel in een berg zand vastzit, nog dieper de grond in te krijgen. Het kortste toneelstuk ooit is ongetwijfeld Breath dat bestaat uit twee schreeuwen en de stilte, de adempauze daartussenin.
Becketts bekendste werk Wachten op Godot dateert uit 1951. Het gaat over twee zwervers die wachten op ene Godot die uiteindelijk niet komt opdagen. Het stuk gaat in 1953 in première en is een spraakmakende gebeurtenis. Voor het eerst is een toneelstuk te zien waarin niets gebeurt. Terwijl iedereen zich afvraagt wie Godot is, zwijgt Beckett in alle talen. Het werk spreekt voor zich, is zijn stelregel, ‘Als ik het wist had ik het wel opgeschreven.’ Omdat het stuk zoveel opschudding veroorzaakt wordt in Nederland een select gezelschap van hoogwaardigheidsbekleders gevraagd te komen oordelen of het stuk aanstootgevend is. Het wordt in orde bevonden.
Na het succes van Wachten op Godot en zijn romantrilogie Molloy, Malone sterft en De onnoembare valt het hem zwaar verder te schrijven. Hij werkt een aantal jaar aan Eindspel, het stuk komt moeizaam tot stand. In een brief noemt hij het een driepotige giraffe, hij weet niet of hij er nou een poot aan toe moet voegen of er een afhalen. Ook Eindspel wordt in eerste instantie met argusogen bekeken en pas na enige tijd op waarde geschat.
Ondanks het moeilijke begin zijn er weinig schrijvers die tijdens hun leven zoveel erkenning genieten als Samuel Beckett. Hij schrijft voor radio en televisie en maakt in 1964 een film met de komiek Buster Keaton. In 1969 ontvangt hij de Nobelprijs voor de Literatuur. Beckett vertaalt veel van zijn werk o.a. in het Frans, Engels, Duits. Eens zegt hij daarover dat hij wou dat hij de moed had het aan anderen over te laten. Ook is hij vaak actief betrokken bij de totstandkoming van de uitvoeringen. Hij geeft raad, regisseert en past de tekst regelmatig aan als de taal waarin hij gespeeld wordt of een acteur daarom vraagt. In de laatste jaren van zijn leven schrijft hij niet meer maar vertaalt nog wel. Beckett houdt niet van publiciteit en geeft geen interviews. Het werk verdient de aandacht, niet de persoon van de schrijver, vindt Beckett. Op 84 jarige leeftijd sterft hij.
Het absurdisme
Met zijn tijdgenoten Genet en Ionesco wordt Beckett gerekend tot de absurdisten. Dit is een beweging die na de Tweede Wereldoorlog in Frankrijk op gang komt. Het verzet zich tegen de traditionele waarden en overtuigingen van de Westerse cultuur. Het absurdistische drama laat de afspiegeling van de werkelijkheid los en verbeeldt de existentiële zinloosheid van het bestaan. Na twee wereldoorlogen wordt er getwijfeld aan de menselijke capaciteit om de wereld te begrijpen en er controle over te hebben. Het idee dat alles maakbaar is heeft zijn geloofwaardigheid verloren.
De absurdisten gaan uit van het absurde, de algemene toestand van de mens is onlogisch en doelloos, met de dood als onbegrijpelijk slot. In het absurde theater staat het onbegrijpelijke centraal, het spot met de zin van het leven. Ionesco spreekt van ‘principiële onernst’.
In de theaterwetenschap wordt Ubu Roi van de Fransman Alfred Jarry als vroegste voorbeeld van het absurdistische theater beschouwd maar ook bij Shakespeare, vooral door de invloed van het volkse Comedia dell ‘Arte toneel, tekenen zich al absurde taferelen af.
Het absurdistische theater heeft een aantal kenmerken: Er is geen plot en geen duidelijke verhaalijn, het stuk bestaat uit losse taferelen. Taal staat de communicatie in de weg en fungeert als barrière. De dialogen zijn serieus en tegelijk licht van toon. De personages zijn clownesk en struikelen door het leven zonder te weten waarom. Het absurdistische drama creëert een omgeving waarbinnen ze geïsoleerd zijn en slechts bij elkaar blijven om maar niet alleen te hoeven zijn in deze onbegrijpelijke en verwarrende wereld.
‘Op het moment dat je voor waar neemt dat er geen zin is,’ zegt Beckett, ‘geen antwoorden, geen systeem, leef je dichter bij de realiteit.’ ‘Nothing is more real than nothing’, en daar kun je ook de humor van inzien. ‘Nothing is funnier than unhappiness’ zegt Nell in Eindspel. Becketts Wachten op Godot neemt alle bestaande theaterwetten op de hak. Het decor is bijna leeg, er zijn een paar clowneske zwervers die de hoofdrol spelen, de symbolische gesprekjes leiden nergens toe. In twee bedrijven vol herhalingen wordt alleen maar duidelijker dat Godot nooit komt opdagen en dat wachten zinloos is maar dat ons niets anders te doen staat.
Beckett en de beeldende kunst
Beckett gebruikte beelden vaak op een hele directe, confronterende manier. Hij creëerde vaak een stuk rond een enkel beeld, zoals een ingegraven vrouw, of een uitgelichte mond.Hij hield van zwart-wit fotografie en film, wist enorm veel van schilderkunst en had een goed visueel geheugen. In zijn werk zijn invloeden van zowel oude meesters maar als van moderne schilders terug te vinden. Denk aan de sterke lichtcontrasten van Rembrandt en het belichten van geïsoleerde onderdelen, maar ook de vervormingen, de vreemde perspectieven en het fragmentarische van moderne schilders als Edvard Munch en Francis Bacon.
Billie Whitelaw, een favoriete actrice van Beckett zei eens dat ze het gevoel had alsof ze geschilderd werd wanneer Beckett haar regisseerde, zo fanatiek was hij bezig met het beeld.
Op zijn beurt beinvloedde Beckett de beeldende kunst, zowel via zijn minimalistische literaire werk als via zijn experimenten met televisie en bewegingsstukken waar geen woord meer in gesproken wordt. Becketts werkte via een zorgvuldig gekozen methode en dacht veel over de structuur. Hij geeft zijn peronages weinig bewegingsruimte door ze vast te zetten in een rolstoel, in vuinisbakken of door voor te schrijven welke lichaamsdelen niet meewerken. In de loop van de tijd zou hij zijn peronages en acteurs steeds verder te beperken, in een stuk zelfs reduceren tot een belichte mond die stem geeft.
Eindspel
Beckett schreef Eindspel oorspronkelijk in het Frans onder de titel Fin de Partie, in 1955 en 1956. Er zijn vier personages in een vrijwel verlaten decor met alleen een deur en twee ramen: de blinde Hamm in een rolstoel, de manke Clov die af en aan sjouwt en de ouders van Hamm, Nagg en Nell in twee vuilnisbakken, zonder benen, bijna blind en bijna doof met alleen nog een paar kapotte herinneringen. Ze zijn vergeten of gespaard gebleven. Het einde is in zicht maar ze spelen alle vier met de gedachte dat de situatie kan veranderen, kan eindigen, en hoe- en of de een de ander zal verlaten. Met taal en verbeelding proberen ze zin te geven aan het leven dat hen rest maar de taal functioneert niet en de fantasiën liggen mijlenver uiteen.
Voor de personages zijn woorden blokkades in plaats van bruggen. Toch rest de mens niets anders. Als Clov naar buiten kijkt, door de ramen, de ogen van het decor, zegt hij alleen grijs te zien en ‘niets, niets en nog een niets’. De kijk op de wereld is nergens objectief. Het is de waarneming van een individu door wiens ogen het publiek gedwongen wordt te kijken. De toeschouwer kan alleen met Clov naar buiten kijken. In die zin zit hij in dezelfde positie als Hamm. We zijn totaal afhankelijk van Clovs waarnemingen want niemand anders in het stuk kan verder zien.
Het stuk is zeer symmetrisch geschreven. Vanaf het begin kondigt het einde zich aan. Alles raakt op. Eerst is er geen pap meer, later zijn er ook geen fietswielen en pijnstillers meer. Het stuk zit vol echo’s. ‘Ik verlaat je’ zegt Clov ik weet niet hoe vaak. Het gebruik van herhaling is niet alleen techniek bij Beckett maar ook een thema. Het begrip tijd, de klok, de vicieuze cirkel van de herhaling waarbinnen de onontkoombare gang naar het onbekende einde zich afspeelt. Op welk moment vormt een losse korrel met andere korrels samen een hoop, vraagt Clov zich af. Op welk moment vormen alle afzonderlijke momenten samen een leven? De strategie tot overleven is een zinloze oefening op weg naar het einde. In het schaken betekent de term eindspel de uitzichtloze positie waarin zwart lukraak wit vertraagt en frustreert om het verliezen zolang mogelijk uit te stellen. Winnen kan niet, alleen saboteren. De blinde Hamm kun je zien als de zwarte speler. Clov, de witte partij, ziet. En de twee pionnen hebben weinig in te brengen vanuit hun vuilnisbakken. Het poetsen van zijn bril, zinloos voor een blinde, karakteriseert de absurditeit van Hamms optimisme. Beckett noemde Hamm een koning die slecht tegen zijn verlies kan.Het zijn allemaal zinloze zetten en in die zin is hij een slechte speler die weet dat hij gaat verliezen en allang had moeten opgeven.
Beckett laat Hamm en Clov begrippen uit het theater gebruiken als terzijde, slotmonoloog, op- en af gaan. Na de proloog (inleiding) van Clov vindt Hamm het zijn beurt om te spelen. ‘Hamming up’ is een term die in het theater gebruikt wordt voor een acteur die graag in het middelpunt staat. Hamm wil ook precies in het midden staan. Zo schept Beckett een stuk in het stuk, met als centraal dilemma ‘to end or not to end’ en ‘the rest is silence’, twee verwijzingen naar Hamlet van Shakespeare (‘to be or not to be’).
Beckett verwijst veel naar andere schrijvers en werken, citeert Shakespeare, Dante en de Bijbel. ‘Bestaat er ellende verhevener dan de mijne’ zijn woorden van Jezus Christus. En ook de met bloed bevlekte zakdoek van Hamm komt uit de bijbel waarin een doek beschreven wordt met het daarop de prent van het gezicht van een bloedende Jezus. De kruisiging komt vaker voor in Becketts werk. Hamm betekent hamm en verwijst naar hammer, van hamer en de 3 spijkers: Nagg, van nagel, Nell van nello en Clov van clovus of clou. Zijn ouders staan bij het grof vuil en als hij genoeg van hen heeft roept hij : ‘Mijn koninkrijk voor een vuilnisman!’ (Richard III van Shakespeare) Als Beckett gevraagd wordt naar het belang van de vuilnisbakken zegt hij : ‘it was the easiest way to get them off and on stage’. Eindspel is een parodie op een toneelstuk. In plaats van het doek dat opgaat, begint het stuk met Clov die de lakens van zijn medespelers afhaalt. Zijn eerste woorden zijn: ‘Afgelopen, het is afgelopen.’ Het einde zit in het begin en toch ga je door. Elke keer weer.
Beckett behandelde een stuk als een compositie en hij gebruikte dan ook vaak muzikale termen (legato, piano, scherzo, fortissimo) tijdens repetities. Hij gebruikte vaak echo’s: zinnen en woorden die steeds terugkeren. Hij zei: ‘ Er zijn geen toevalligheden in Eindspel. Het is een minutieus nauwgezette constructie die gebaseerd is op analogie en herhaling.’ Hij wist precies wat hij wel of niet goed vond maar stond altijd open voor suggesties van acteurs waarmee hij werkte. Elke keer als Beckett betrokken was bij het op de planken brengen van zijn stukken liet hij zich inspireren tot veranderingen. Zo veranderde hij in Duitsland waar hij aan Eindspel werkte bijvoorbeeld de oorspronkelijke keeshond in een poedel, ter ere van de Duitse filosoof Schopenhauer die dol was op poedels.
Eindspel door ’t Barre Land
Een klassieker brengt met zich mee dat de manier waarop het gespeeld wordt belangrijker is geworden dan het stuk zelf, temeer daar al zoveel schriftgeleerden zich met de duiding ervan bemoeid hebben. Het geschrevene is meer dan ooit materiaal geworden voor acteurs. Wat doe je er mee? (toneelcriticus Jac Heyer, 1975)
Meer dan bij elke andere schrijver zijn theatermakers zich bij Beckett verplicht te houden aan de voorschriften van de schrijver. Het is alom bekend dat zijn werk goed in de gaten wordt gehouden door de erven van Beckett. Met het overtreden van de regels riskeer je een rechtzaak en het verbod het stuk te spelen. De Nederlandse vertaling van Eindspel door Jacoba van Velde, een vriendin van Beckett, is de enige die gespeeld mag worden. Het decor heeft Beckett vrij uitgebreid beschreven, er zijn aanwijzingen voor de kostuums, voor Clov is een complete choreografie uitgeschreven, en in de toneeltekst zelf zijn heel nauwkeurig alle stiltes vastgelegd. Mannenrollen moeten door mannen en vrouwenrollen door vrouwen gespeeld worden. Gewend als ’t Barre Land is om stukken eerst zelf te vertalen, soms te bewerken en vaak alle decor en regieaanwijzingen aan de kant te schuiven om onbevangen naar de tekst te kunnen kijken is dit een volstrekt nieuwe invalshoek. Er moet een heleboel en er mag tegelijkertijd bijna niets. Het werd de uitdaging om binnen de strenge voorgeschreven grenzen toch ruimte te creëren om het ons eigen te maken.
Het stuk gaat over vier mensen die in een bijna uitgestorven omgeving op het einde wachten. We hebben over de situatie in het stuk gesproken als een biotoopje waar alles in evenwicht wordt gehouden. Alles contrasteert, spreekt elkaar tegen en houdt elkaar overeind. Hamm die niets kan zien, blijft maar hameren op het onderscheid tussen zwart en wit, licht en donker, dag en nacht en opleven en uitdoven.’We doen wat we kunnen’ zegt hij. ‘Dat zouden we niet moeten doen,’ antwoordt Clov. Hij is de enige die kan kijken maar ziet niets, hooguit grijs, as. Hij loopt af en aan terwijl hij verlangt naar stilstand, orde, alles op z’n definitieve plek. Hamm kan niet bewegen maar zet alles in beweging. Hij kan niet zien maar ziet de mooiste dingen. Hamm en Clov hebben elkaar nodig en houden elkaar in evenwicht. Ze zijn volledig op elkaar aangewezen, fysiek, emotioneel en ‘voor de dialoog’. Of om in schaaktermen te spreken: Zwart kan spelen bij de gratie van wit.
Het spelen in een doos, een begrip in het theater ( veel theaterzalen zijn qua vorm een zwarte doos), nemen we dit keer heel letterlijk. We volgen het voorschrift van Beckett om het vierkant te benadrukken: 3m bij 3m bij 3m, dat zijn mooie afmetingen zegt Clov. Ook de kostuums zijn volgens de voorschriften, alleen wilden we geen versleten stoffigheid. We kozen voor mooie stoffen en felle kleuren, ook voor de oudjes Nell en Nagg, als twee al dan niet verwelkende bloempjes in een ruimte waar, zoals Beckett Hamm laat zeggen, de natuur hen is vergeten.
We spelen wat er staat, met alles erop en eraan. We spelen tegen de zwaarmoedigheid in, tegen de strengheid in en de heiligheid die daar vaak mee gepaard gaat. Zo licht, zo muzikaal en zo direct mogelijk. Opdat het zoveel mogelijk kan gaan betekenen.
Hamm : We beginnen toch niet iets te .. te betekenen?
Clov : Betekenen? Wij, betekenen! (kort lachen) Ah, da’s een goeie!
Hamm : Dat vraag ik me af.
Men kan bij Becketts werk kiezen uit twee mogelijkheden : of het niet gaan zien, of de moed te tonen het niet te begrijpen. Verzuimt men een van beide dan komt men voor een berg van puzzels te staan die het ondergaan van toneel, de eerste eis die zelfs de Iers-Franse schrijver stelt, volkomen belet. (Sybrand Koops)