woensdag 30 juni 2010

hoofdredactioneel commentaar nrc 30 juni 2010

Juni is de maand van de zenuwen. Juni is de maand van de examenuitslagen. Juni is de maand van de toekomst. Dat geldt voor elke individuele eindexamenleerling, maar bij kunstopleidingen ook voor het museum- en theaterpubliek. Uit de afstudeerprojecten blijkt of er talent is. Er kan zelfs voorzichtig worden voorspeld in welke richting het cultuurpubliek zal worden gevoerd. Want hoe eigenwijs of wereldvreemd ook, alle kunst wil gezien worden. Elke kunstenaar wil iets teweegbrengen, of het nu is met een film, een toneelstuk, een concert, een schilderij of een performance.
In een tijd dat de kunsten onder vuur liggen, met forse kritiek op hun verhouding tot het publiek en met aangekondigde kortingen op subsidies, zijn de proeven van bekwaamheid onthullend.
Zo lijken de afgestudeerde filmers van de Nederlandse Film en Televisie Academie pas op de plaats maken. Op één productie na is er „geen film waarbij je opveert uit je stoel’’, oordeelt de recensent van deze krant. De documentaires noemt hij „vooral verdienstelijk’’. De jonge filmers maken dus niet de indruk dat ze de Nederlandse film- en tv-industrie het opkontje zullen geven waar zo’n behoefte aan is.
Heel anders is het gesteld bij de podiumkunsten. Op het International Theatre School Festival (ITs) presenteerden jonge podiumkunstenaars hun werk voor zalen die vol zaten, niet alleen met hun collega’s en familieleden, maar ook met ander en jong publiek. Vanavond wordt tot besluit van het festival duidelijk wie er bekroond worden, bijvoorbeeld met de Ton Lutz Prijs voor de beste regie. Dat is fijn voor de winnaars.
Belangrijker is dat het ITs de afgelopen week bruiste van de ondernemingslust. Angst voor het experiment was er nauwelijks, of het moet bij de opleidingen voor theaterdans zijn. Maar de musicalclichés van het merendeel daarvan werden in één klap onschadelijk gemaakt door een solodanseres die even krankzinnige als meeslepende toeren uithaalde met een emmer melk. Een stel actrices toonde opgewassen te zijn tegen het regiegeweld van de ervaren toneelmaker Jeroen de Man – zelf nog aanstormend en vandaar eens zo veeleisend.
Een groter publiek verdient het vruchten te plukken van al dit elan. Een jazz-zangeres presenteerde op ITs een lichtelijk brutale popsongshow. Een Amsterdams theater besloot haar voorstelling volgend seizoen een kans te geven.
Deze krant roemt Julie van den Berghe (1981) als „de meest belovende theaterregisseur’’. Zij bewees niet alleen een moeilijk toneelstuk aan te kunnen, maar ook twee doorgewinterde topacteurs. Cradle snatcher NT Gent, een gerenommeerd Vlaams gezelschap, heeft haar al geëngageerd. Die is Nederland dus kwijt. Dat is zonde.
Op het ITs Festival bleek dat Nederland kan bogen op een flink potentieel aan podiumtalent. Het is te hopen dat het niet in het keurslijf van zo-doen-wij-dat-hier wordt geperst. Krijgt het de kans verder te ontluiken, dan zal het publiek er wel bij varen.