dinsdag 7 december 2010

lars norén (1944) - de moed om te doden (1978) Modet att döda

[…] Deze zoon die er een nogal schimmige levensstijl op nahoudt, veracht zijn vader om diens lafheid en schijnheiligheid. Hij laat niet na hem op de inconseqenties in zijn zogezegd respectabele handel en wandel te wijzen, bv. wat betreft zjjn huwelijkstrouw. Maar hoewel hij hem als een hond behandelt, kan hij zich van de vaderfiguur niet losmaken. De vader beseft het pathologisch karakter van hun relatie niet ten volle, wuift alle woorden van de jongen weg en gaat zijn gangetje. Zelfs als zijn zoon hem vertelt dat hij hem zal moeten doden om los te komen van de angst die hem achtervolgt ("Ik ben mijn hele leven gedwongen geweest de verminkte mens als iets heels te accepteren"). […]