Vanaf zijn zeventiende houdt Arthur Schitzler nauwkeurig een dagboek bij. In de jaren voor zijn dood bewerkt hij dit tot een (onaffe) autobiografie. Schnitzler is Wener in hart en nieren, vanaf zijn geboorte in 1862 woont hij in de stad en maakt deel uit van het intellectuele leven in de koffiehuizen en theaters. In zijn boeken duikt Wenen veelvuldig op. Het wemelt er van de Weense villa’s, straten en uitgaansgelegenheden als Sacher (van de beroemde taart) of de Prater, een pretpark op een eiland in de rivier de Donau.
In zijn dagboek brengt Schnitzler verslag uit van zijn familieleven, zijn talrijke liefdes en de verschillende kringen waar hij zich in begeeft. Ook houdt hij er zijn theater- en concertbezoeken in bij, gecompleteerd met het aantal orgasmen dat hij beleeft. Verslaafd aan de liefde en kunstliefhebber, dat is Schnitzler in een paar woorden. […]
lees verder