Pedro Calderón de la Barca (1600-1681) La vida es sueno
In dit stuk, dat onder de titel Het leven een droom maar zeer zelden de repertoires van Nederlandse gezelschappen haalt, wordt het koningschap en de daaraan verbonden macht voorgesteld als een droom. Ik moet de leden van het Republikeins genootschap echter teleurstellen - deze ogenschijnlijk antimonarchistische sentimenten worden - geheel in de stijl van de late renaissance - niet geëxploiteerd als verzet tegen koningshuizen, maar juist existentieel uitgebreid naar het leven zelf. Caldéron was niet voor niks van adel (zijn volledige adellijke naam bevat een zeven namen meer dan hoe hij nu in de theaterlexicons te boek staat). Zijn bemoeienissen met de wereldlijke en geestelijke macht vormen een indrukwekkende lijst: hij heeft voor de Spanjaarden voor de stadsmuren van Breda gevochten, kreeg van de Spaanse koning de leiding over het Hoftheater, speelde een belangrijke rol in het bestrijden van de onafhankelijksbeweging van Catalonië, en werd op zijn drieënzestigste de dichtende ere-aalmoezenier van het Spaanse Hof (een soort Huib Oosterhuis dus).
La vida es sueno (1634/1635) en El gran teatro del mundo (1641) behoren tot zijn belangrijkste stukken. Calderón schreef zo'n tweehonderd werken bij elkaar, verdeeld over alle denkbare genres. Centraal in Het leven een droom staat de verhouding tussen de Poolse koning Basilio en zijn kroonprins Segismundo. Slechte voortekenen in de geboorte-horoscoop van de kroonprins doen de vader besluiten om de zoon te laten verdwijnen: Segismondo wordt opgesloten in een kerker, ver van het hof en is daarmee uit de geschiedenis weggegumd. Denkt koning Basilio, die zijn aanminnige nicht Stella en zijn neef Astolfo (van niet geheel onbesproken gedrag) voorstelt als zijn opvolgers. Voor hij dat effectueert laat hij Segismundo drogeren met een slaapdrank en voor een ultieme proef-op-de-som naar het hof brengen. Basilio: 'Ik wil een proef. Te weten: of de mens / zijn voorbestemde lot en doem kan tarten / en opstaan tegen zijn gesternte in.' Eenmaal aan het hof wordt de kroonprins omringd met alle égards van een vorst - iets waaraan hij niet gewend is: in de eenzame opsluiting is hij behandeld als een beest, en dat beest laat zich niet temmen. Segismundo wordt opnieuw gedrogeerd en naar zijn kerker teruggebracht, waar hij - in een prachtige monoloog waarmee het tweede van de drie bedrijven eindigt - het intermezzo aan het hof vanzelfsprekend ervaart als een droom:
'Wij leven in een zonderlinge wereld
waarin het leven zelf een en al droom is,
en alle mensen dromen wat ze zijn
tot ze ontwaken. En zo droomt de koning
dat hij een koning is, en in die roem,
vluchtig als wind, leeft hij totdat de dood
ook dat uiteenstuift als een handvol as.
Wie zou nog talen naar een majesteit
die moet ontwaken in de droom des doods?
De rijke droomt zijn rijkdom, en de arme
droomt zijn armoe, de strever droomt zijn streven,
en de vernederde droomt zijn vernedering.
Iedereen droomt zonder het te beseffen;
ik droom dat ik in deze boeien lig.
Het leven is een waanzinnige waan,
een zinsbegoocheling, een hersenschim.
Het leven is één droom, en wat
zijn dromen zelf? Het zijn niet meer dan dromen.'
Het leger van Polen, dat met name niets ziet in neef Astolfo in de rol van troonopvolger (een bedrieger, schuinsmarcheerder en bovendien Hertog van Moskou!) bevrijdt Segismundo, die nog even met zijn vader moet knokken, maar daarna komt alles weer goed.