Ten tijde van Calderóns geboorte heerste Filips IV als derde Habsburger op de Spaanse troon. Onder zijn voorganger Filips II had Spanje het hoogtepunt van zijn kortstondige, maar geweldige macht beleefd. Het huwelijk van Ferdinand en Isabella had Castilië en Aragon samengebracht. In 1492, na de verovering van Granada door Isabella, trok de laatste Morenkoning zich terug. In hetzelfde jaar vestigde Colombus de eerste Spaanse kolonie op Haiti. Door de Habsburgse troonopvolging werden de Nederlanden Spaanse provinciën. Spanje won de aanslepende oorlogen met Frankrijk in 1559. En in 1580 viel Portugal aan Spanje ten deel. Vanaf toen begon het tij te keren. In 1581 scheurden de noordelijke Nederlanden zich af. In 1588, met de ondergang van de onoverwinnelijke Armada voor de Engelse kust, begon de ondergang van de Spaanse macht.
Maar belangrijker dan deze politieke gebeurtenissen, die de opgang van Spanje tot wereldmacht illustreren, is de inwendige evolutie van Spanje. De bittere armoede, waaronder de Spaanse bevolking sinds eeuwen gebukt ging, kon ook door de grootste politieke successen in het buitenland niet opgelost worden. De ridders bleven kruisvaarders op eigen houtje. Aangezien ze geen bezit konden verwerven, waren Eer en Geloof voor hen de meest essentiële zaken. Het volk, eeuwenlang oorlog en ellende gewend, voelde die toestand niet als ongerechtigheid, maar als een door God beschikt lot. Bevrijding verwachtte het alleen van het geloof, dat het hartstochtelijk tegen andersdenkenden verdedigde. […]
door Koen Tachelet