uit Decamerone (1971) van Pier Paolo Pasolini (1922-1975)
gebaseerd op acht verhalen uit Decamerone van de veertiende eeuwse dichter Giovanni Boccaccio
In de Decamerone gaat het om zeven vrouwen en drie mannen die in 1348 vanwege de pest vanuit Florence naar een landgoed zijn gevlucht. Ze leven tien dagen in quarantaine, die ze doorbrengen met eten, dansen en verhalen vertellen. Deze raamvertelling stelt Boccaccio in staat honderd zeer verschillende novellen samen te voegen. Het zijn fabels, parabels, anekdoten en wonderlijke levensgeschiedenissen. Ze zijn bekend door mondelinge overlevering van het volk en het hof en uit andere manuscripten. De traditionele verhalen werden in het Toscaans opnieuw verteld.
Boccaccio varieert de toon afhankelijk van het temperament van de jonge mensen: soms ruw, soms schalks, soms galant. De realistische schildering van de pest in Florenee en het vernietigende gevolg voor de gemeenschap doet het karakter van de protagonisten stralen en overtuigend moralistisch lijken. Zo kan hij over erotische avonturen, vrouwelijke list, priesterlijke schijnheiligheid en de mannelijke kleingeestigheid vertellen.
De tussen 1349 en 1351 geschreven honderd verhalen zijn een levendig verslag zonder vooroordelen van het dagelijkse leven in Toscane, dat overigens duidelijk trekken van de vroege Renaissance in zich draagt. In de nieuwe vertelvorm, de novelle, meestal een kort stuk proza dat over een ongewone, 'nieuwe' ('novella') gebeurtenis gaat en dat in een van de vele varianten van de volkstaal is geschreven, behoort de Decamerone tot de belangrijkste meesterwerken van de wereldliteratuur.
Giovanni Boccaccio kwam in juni 1313 als buitenechtelijk kind van een koopman ter wereld. Hij bracht vele jaren van opleiding en studie door in de kring van schrijvers aan het hof van Napels. De met Petrarca bevriende dichter kreeg later een leerstoel voor Grieks in Florence en stierf op 21 december 1375 in Certaldo, waar bij ook begraven ligt.