DANTON (1759-1794) was een van de belangrijkste Jacobijnen. Zoals vele Jacobijnen had hij rechten gestudeerd en was voor de revolutie advocaat. In 1791 werd hij bestuurder van Parijs, waarna hij in 1792 minister van justitie werd. Zijn invloed dankte deze Mirabeau de la canaille aan zijn goede relaties met de Commune van Parijs door o.a. te pleiten voor beperking van het eigendomsrecht. Toen begin september 1792 bekend werd dat Verdun zonder slag of stoot door de vijand was ingenomen ontstond een ware paniek in Parijs. Danton hield voor de wetgevende vergadering op 2 september een vlammende redevoering waarin hij Frankrijk opriep tot een volksoorlog. Door historici uit de 19e eeuw werd hij o.m. op grond van deze redevoering verantwoordelijk gehouden voor de Septembermoorden. Latere historici hebben hem bewonderd vanwege zijn opmerkelijk verzet tegen de buitenlandse invallers. In 1794 leidde hij de rechtervleugel van de Jacobijnen, eerder een dienaar van la France dan van de Revolutie. Hij richtte een eigen politieke club op: de Cordeliers. Hij was een schurkachtig patriot, uitermate lui en uit op plezier. Danton was een dominerende, krachtige persoonlijkheid, ook lichamelijk. Hij stak met kop en schouders letterlijk boven iedereen uit. Zijn gezicht werd ontsierd door littekens achtergelaten door de pokken. Hij was een man van brede culturele belangstelling, las Engels en Italiaans. In zijn studententijd was hij overtuigd democraat geworden met sympathie voor de armen en onderdrukten. Zijn club van de Cordeliers was bedoeld om de sanculotten in het zadel te helpen.
Hij was het tegenovergestelde van Robespierre en Madame Roland. Robespierre gebruikte Dantons financiële lichtzinnigheden waaronder het gerucht dat hij steekpenningen van de koning en van Mirabeau zou hebben aangenomen, om hem voor een revolutionair tribunaal te dagen. De uitslag stond van te voren vast: Danton en zijn medestanders werden tot de guillotine veroordeeld en op 6 april 1794 terechtgesteld.