Midden in zijn puberjaren wordt Bergman door zijn moeder meegenomen naar een voorstelling van 'Droomspel' van August Strindberg. Het zogenaamd onspeelbare stuk dat hij later minstens drie keer zal regisseren. En dat het slotakkoord vormt van Fanny en Alexander. Nadat Alexanders vader aan het begin van de film op het toneel gestorven is tijdens het spelen van de geest van Hamlets vader, besluit zijn moeder aan het einde van het verhaal de ascetische wereld van haar tweede echtgenoot (een tirannieke predikant) achter zich laten. Ze is zwanger en kiest voor de kunst. 'Droomspel' zal de eerste voorstelling van het door haar overgenomen theatergezelschap zijn.
Direct na Fanny en Alexander regisseerde Bergman Na de repetitie (1984). Weer voert hij een van zijn alter ego's op, in dit geval theaterregisseur Henrik Vogler die zich voor de vijfde keer aan de enscenering van datzelfde 'Droomspel' wil wagen. Ingedommeld op het lege toneel 'ontmoet' hij zijn hoofdrolspeelster Anna weer, waarna een gesprek over het stuk volgt waarin kunst en het leven evenzeer door elkaar beginnen te lopen als in Bergmans leven zelf.
Het lege theater, waarin de regisseur uit zijn artistieke hemel is neergedaald, net zoals het hoofdpersonage uit 'Droomspel', wordt voor Bergman ook een biechtstoel. Vogler confronteert zichzelf met de vraag hoe eerlijk het eigenlijk is om voortdurend beroepsmatig en persoonlijk anderen te manipuleren, waarin we natuurlijk ook een verwijzing kunnen lezen naar Bergmans talloze verhoudingen met actrices als Harriet Andersson, Bibi Andersson en Liv Ullman waarin het persoonlijke en het professionele ook door elkaar liepen. Vogler stelt dat hij van anderen verwacht dat ze hun leven opofferen voor de kunst. Maar betekent dat dat hij daarmee ook een deel van zichzelf, van zijn eigen integriteit is kwijtgeraakt? Of heeft hij zichzelf juist níet genoeg op het spel gezet?
In zijn films vanaf Als in een donkere spiegel (1961) betoont Bergman zich een waardig erfgenaam van de Zweedse toneelschrijver Strindberg. Niet zozeer in diens vrouwenhaat en antifeminisme, al is dat ook Bergman verweten. Maar vooral in de overtuiging dat na het failliet van de religie de sleutel voor het doorgronden van levensvragen in de psychologie gevonden moest worden. Lees voor 'levensvragen' trouwens maar vooral: de strijd tussen de seksen. En in navolging van de grote naoorlogse theatermakers als Beckett, Pinter of Albee: het onvermogen om die strijd verbaal te beslechten.
God dood?
Na WOII ligt ook de taal als vehikel voor zingeving op de mesthoop.
Bergmans films zwijgen vaak. En schreeuwen in de stilte.